Welkom allemaal, welkom bij deze break-out sessie over ‘Fast Track to Innovation’. Afgelopen week ben ik bezig geweest met het voorbereiden van deze sessie en gistermiddag was ik ’n beetje klaar en toe dacht ik: ik wil even wat ontspannends doen.En wat ik dan altijd zelf doe, ik ga naar de geitenboerderij om geitjes te knuffelen. Dat vind ik hartstikke leuk. Ik word daar heel rustig van, mijn ademhaling wordt ’n stuk rustiger; je gaat rustig inademen, rustig uitademen. Doet u allemaal even mee. Even rustig inademen en weer rustig uitademen. Voelt lekker toch? Denk er ook nog even een berg geitjes bovenop en ik ben gelukkig. Dat in- en uitademen wat je zonet even deed, dat gaat voor sommige mensen ’n heel stuk lastiger. Dat zijn namelijk de mensen die aan beademing liggen. Gelukkig is er een Nederlands bedrijf, Ventinova, dat bezig is met het verbeteren van het beademen van patiënten. Daar gaan jullie zo alles over horen. Nog even terug naar die geitjes van daarnet. Want ik lig daar dus onder een berg geitjes, ik ben dolgelukkig, maar er is ook een tijd geweest dat dit niet kon vanwege de Q-koorts. Nu is er ook een ander Nederlands bedrijf, Innatoss, dat bezig is met diagnostiek van Q-koorts. Dat zijn de twee bedrijven die we zo dadelijk aan het woord krijgen. Wat hen verbindt is ‘Fast Track to Innovation’. Beiden hebben zij deze subsidie uit het Horizon 2020 programma mogen ontvangen in 2015/2016. Dit instrument is bedoeld om innovaties versneld naar de markt te kunnen brengen. De Europese commissie heeft bedacht; wij willen werkgelegenheid creëren in Europa en wij willen er voor zorgen dat Europa voorloper wordt op technische innovaties en ‘Fast Track to Innovation’ is één van de instrumenten die ze daarvoor gebruiken om dat te stimuleren. Het is leuk dat de commissie dit wil, maar is het ook iets voor jou? Dat is eigenlijk een belangrijkere vraag. Dit is een hele lange zin uit het werkprogramma - ze houden van lange zinnen - maar er staan wel ‘n aantal essentiële begrippen in waar je aan moet voldoen. Eigenlijk moet je ieder woord in deze zin als een boxje af kunnen vinken en dan past het instrument bij jou. We gaan ze even kort doornemen. ‘Relatively mature’; dat betekent dus niet ‘een idee wat je gister bedacht hebt’, want dat is meestal niet ‘relatively mature’. Het gaat hier echt om innovaties die al bijna marktklaar zijn. ‘Ground-breaking new technologies’; het moet iets nieuws zijn. En met iets ‘nieuws’ bedoelen ze niet alleen iets ‘nice to have’, maar ook echt een ‘need to have’. Dus je moet echt oprecht iets verbeteren. 1% verbetering is niet genoeg, 50% verbetering of meer, dat is waar ze voor gaan. Het moet ‘final development’ zijn. Dat betekent dus ook weer, net als ‘relatively mature’, dat er nog maar ’n paar kleine stappen gezet moeten worden. En het liefst niet eens ‘development’, maar je moet het vooral over optimalisatie hebben en opschalen. ‘Een nieuwe markt creëren’. Daar zijn ze iets van teruggekomen, want allemaal een nieuwe markt creëren wordt wat lastig. Dus het ‘disrupten’ van een bestaande markt mag in dit geval ook. En ‘achieve wider deployment’; dus ervoor zorgen dat het zo groots mogelijk uitgerold kan worden. Dat is waar het instrument voor bedoeld is. Hoe vertaal je dit nu even in praktische zin? Wat we vaak zien binnen Fast Track to Innovation projecten, is dat een ondernemer samenwerkt met andere ondernemers, dat er vaak ook academische partijen bij worden betrokken om met de eindgebruikers vaak al een product te gaan testen en valideren in een industriële relevante omgeving. Dat kan zijn in een lab als dat ook de uiteindelijke toepassing is, maar vaak is het groter en buiten het lab, dus je zult in dat stadium al moeten gaan denken in dit geval. Een kleine stukje droge stof; wat houdt de regeling dan verder in? Een kleine stukje droge stof; wat houdt de regeling dan verder in? Dat is fijn, zoveel vrijheid, maar wat we wel zien zijn toch wel een aantal trends; vooral ‘clinical medicine’, ‘ICT’ en ‘electronic engineering’ zijn de ‘topics’ die het vaakst worden ingediend en ook het vaakst winnen binnen dit instrument. Dit is in heel Europa zo, maar het geldt ook voor Nederland. De slaagkansen liggen rond de 8% en dat is redelijk hoog voor een Europees programma. De afgelopen rondes zijn er meestal tussen de 200 en 250 indieningen geweest en er worden er ongeveer vijftien per rondje toegekend. Er is dus behoorlijk wat competitie, maar als u een goed project heeft dan is er wel degelijk een goede kans. TRL 6 - 8, is iedereen bekend met ‘Technology readiness levels’ in de zaal? Nee? Nee. ‘Technology readiness levels’, dat is waar het voor staat. Het is een manier om aan te geven hoe ver de innovatie ontwikkeld is en in dit geval gaat het om 6 tot 8. Dit betekent dat het gedemonstreerd en gevalideerd is in een relevante omgeving. Er valt nog te discussiëren over wat dat dan precies is, maar dit is een schaal die de Europese Commissie aanhoudt om innovatie te kunnen meten. Wie meet dat en wie bepaalt dat? Dat doet u vooral zelf. U geeft namelijk aan in uw voorstel: dit is wat ik al heb gedaan, dit is wat ik nog wil gaan doen. En op basis daarvan kun je een inschatting maken; ik zit op TRL 6, 7, 8 of niet en ook de activiteiten in het project moeten daarbij passen. Dus als u zegt: ik zit op TRL 6 en u beschrijft alleen maar R&D-activiteiten in uw projectvoorstel, dan bent u nog niet op TRL 6. Dus dat is uw eigen inschatting. Maar het wordt wel beoordeeld op die manier. Wat doen de universiteiten in over ‘Fast Track to Innovation’? - Is een hele goede. Klopt. Dat gaat over de technologie en innovatie. Universiteiten, en vooral academische ziekenhuizen worden gebruikt omdat daar de patiënten te vinden zijn. Daar gaan we zo verder op in tijdens het interview. Maar inderdaad een hele goede vraag. Eigenlijk nog belangrijker dan het TRL-niveau is het puntje dat rechts onderin staat; ‘na drie jaar marktopname’. Dat is iets waar heel sterk naar gekeken wordt. Jouw product moet binnen drie jaar na de start van het project op de markt zijn. Gelukkig beseft men ook dat binnen ‘Life Sciences & Health’ dit lang niet altijd het geval is en dat is dus de uitzondering. Daar mag een project ook langer er over doen om een product op de markt te brengen. Bijvoorbeeld de klinische studies, ja, na drie jaar ben je echt nog niet op de markt natuurlijk. Maar je moet wel heel goed kunnen beschrijven wat je nog moet gaan doen et cetera. Daar gaan we het straks in het interview ook nog even over hebben. 3 miljoen per project. Dat zijn flinke bedragen die je kunt krijgen. ‘Per project’ betekend dat dus dat je het moet delen met al je partners waarbij het voor universiteiten een zeer aantrekkelijke regeling kan zijn omdat not-for-profit organisaties 100% van de eligible kosten gesubsidieerd kunnen krijgen. Voor for-profit entiteiten - dus industriële partijen, MKB - geldt een grens van 70%. Maar nog steeds substantieel bedrag wat je vergoed kunt krijgen voor je activiteiten. U vroeg net naar de universiteiten; hoe passen deze dan in zo’n consortium? Het consortium is één van de belangrijkste punten binnen ‘Fast Track to Innovation’. Je moet een minimum hebben van 3 vaste partners en een maximum van 5 partners. Dat is gewoon een voorwaarde. Voldoe je daar niet aan, dan gaan we iets anders voor je vinden. Er moeten er ook minimaal 3 uit de ‘EU Member States of Associated Countries’ vandaan komen, zoals bijvoorbeeld Israël omdat het echt gaat om samenwerking in dit geval. Je mag het niet in je eentje doen, je moet het met meerderen doen en ze willen graag ‘cross country’, ‘interdisciplinair’, ze willen alles er in zien. Dus eigenlijk een echte PPS, dat is wat ze zoeken. Nu hebben ze er wel een grens aan gesteld omdat het wel een programma is voor de industrie. Dat betekent dat óf 60% van het volledige budget aan de industrie besteed moet worden óf een meerderheid van industriële partijen. Dus bij een consortium van 3 of 4 moeten er 2 industriële partijen zijn, bij een consortium van 5 moeten het er 3 zijn. En industriële partijen zien ze in dit geval als alle for-profit-organisaties. MKB’s vallen daar dus ook onder. Hoe doen we het in Nederland? Best wel goed als we het vergelijken met andere landen. We hebben tot nu toe 16 projecten met een Nederlandse coördinator, wat goed is voor iets meer dan 33 miljoen wat in Nederland gealloceerd is geweest. Maar zoals je aan de linker kant ziet, er zijn 65 participanten, dus er zijn veel meer deelnemers dan dat we projecten hebben in Nederland. Dat komt omdat er in een aantal projecten meerder Nederlandse partijen zitten, maar het gebeurt ook heel vaak dat Nederlandse partijen door buitenlandse coördinatoren gevraagd worden om mee te doen. Vooral de academische ziekenhuizen of de hele specialistische MKB zie je vaak terugkomen in de Fast Track to innovatieprojecten. Klein uitstapje naar Duitsland. Onze buren doen het ook heel goed in Fast Track to Innovation en zijn een hele belangrijke samenwerkingspartner. Zeker binnen de Life Sciences. Zij hebben maar 11 projecten als coördinator; ze houden er niet zo van om te coördineren daar. Daar staat tegenover dat ze wel bijna 100 participanten hebben. Dus we kunnen echt nog wat meer doen als Nederland denk ik. En vandaar dat we ook dit moment hebben aangegrepen om jullie nu over Fast Track te vertellen als PPS-instrument. Een aantal voorbeelden. We gaan er zo meteen twee horen; Innatos en Ventinova gaan hier zometeen geïnterviewd worden voor jullie. Maar er zijn er meer, bijvoorbeeld Incision Group, Prolira heeft vorig jaar de subsidie gehad en ook Labonovum heeft vorig jaar Fast Track to Innovation toegekend gekregen. Ook buiten de Life Sciences sector zijn ze er natuurlijk, maar gezien het thema van vandaag dacht ik: ik geef jullie even wat Life Sciences voorbeelden. Even puur praktisch; denk je nou van “goh, klinkt wel interessant, daar wil ik wat mee”, er zijn nog 5 deadlines dit jaar en volgend jaar. Dus je hebt nog even om erover na te denken en om in te gaan dienen. Wel is het zo dat het daarna helaas stopt, dus dan zijn wel al je kansen verkeken, maar er komen natuurlijk nieuwe instrumenten aan. De ‘time-to-contract’ is een vraag die we nogal regelmatig krijgen over dit instrument. Die is maximaal 6 maanden na indiening, maar vaak is het wel sneller. Want je hoort meestal 5 á 6 weken na indiening of je het bent geworden of niet en dan komt de fase van het tekenen van de Grant Agreement. En je hebt vrij vaak zelf in de hand hoe lang dat proces duurt. Want we zien dat het tekenen van het Consortium Agreement tussen de partijen zelf vaak de bottleneck is. Niet zozeer met de commissie, maar dat iedereen het eens wordt over de IP en over de afspraken et cetera. Dus wees je daarvan bewust en bereid dit ook al zo veel mogelijk voor dan kun je sneller beginnen. Als u later vragen heeft kunt u ons hier bereiken. Zijn er voor nu op dit moment vragen over dit stukje droge stof? Meneer. Als je ’n een projectidee hebt, kunnen jullie dan ook helpen met het zoeken naar partners in bijvoorbeeld Duitsland en België? Ja, vanuit de RVO hebben we verschillende services die we aanbieden. Het zoeken van partners is iets waar onze collega’s van EEN, Enterprise Europe Network heel goed in zijn. Michelle is onze Life Sciences & Health collega en zij heeft een enorme database met allerlei partijen die op zoek zijn naar een partner of gevonden willen worden door een potentiële partner. Dus als je daar een specifiek verzoek voor hebt dan kan Michelle je daar zeker bij helpen. Absoluut.