Rijkswaterstaat werkt samen met NPSP om onze infrastructuur duurzamer te maken. Den aan staalharde verkeersborden, hectometerpalen en instructieborden gemaakt van natuurlijke vezels uit reststromen. Het materiaal van het wegmeubilair is een biocomposiet van reit, kalk, en biohars. Met riet uit de Gooi- en Vechtstreek en kalk van drinkwaterbedrijf Waternet komen de grondstoffen voor 70& uit de Amsterdamse regio. Het riet wordt in Nederland in de wintermaanden geoogst. Daarna gaat het in grote balen naar Duitsland toe, waar het wordt verwerkt tot grove vezels. De kalk wordt gewonnen uit ons drinkwater. Waterbedrijven zorgen door bewerking dat kalk zich hecht en zinkt. Zo ontstaan kalkkorrels die uit het water worden gehaald. Biohars komt van een plantenvezel en is meestal afkomstig van koolzaad. De biohars bestaat voor de helft uit plantenvezels, de rest komt (nu nog) uit aardolie. Het gemalen riet en de kalk worden door NPSP gemengd tot een soort deeg. Onder hoge druk hardt het deeg uit in een pers. Er zit nu geen lucht en vocht meer in het materiaal, zodat rotting geen kans krijgt. Het resultaat is een staalharde en vormvaste plaat biocomposiet. De biocomposiet heeft geen onderhoud nodig en gaat meer dan 3 jaar mee. Het resultaat is een 80% biobases circulair product. De CO2 wordt vastgelegd in het biocomposiet en wordt niet uitgestoten. Het lijkt op kunststof, maar er is veel minder aardolie nodig. De gewenste vorm wordt uit het materiaal gefeest. Nu ontstaat de herkenbare vorm van een hectometerpaaltje of verkeersbord. De borden en paaltjes worden bestikkend en zijn dan klaar voor gebruik. Vervolgens gebruiken we ze meer dan 30 jaar, voordat we ze weer hergebruiken.