Een frequent netwerk De overheid wil dat het openbaar vervoer meer om de reiziger gaat draaien. Maar...wat wil de reiziger eigenlijk allemaal? Uit onderzoek blijkt dat de meeste mensen graag zo snel mogelijk van A naar B willen komen. Hoe korter de reis van deur tot deur, hoe beter. Een groot deel van die deur-tot-deur-reistijd zit hem eigenlijk in de tijd die de reiziger kwijt is buíten de tram, bus en of trein: het reizen naar en van de halte, het zogenaamde “voor-en na transport”...en daarnaast de tijd die opgaat aan wachten en overstappen. Om de totale reistijd terug te brengen kan je de beschikbare voertuigen op twee manieren over een gebied verdelen. Je kan kiezen voor “fijnmazig” : méér haltes, maar de bus of tram komt minder vaak langs. Dat betekent minder ver reizen naar de halte...maar langer wachten. De andere mogelijkheid is kiezen voor “frequent“ : mínder haltes, maar de bus of tram rijdt vaker. Je wacht dus minder lang, maar je moet wél verder reizen naar de halte. Uit onderzoek blijkt de reiziger te kiezen voor mogelijkheid 2: liever minder wachten. Want wachtminuten...duren...lang! Voor openbaar vervoer dat vaker gaat zijn reizigers bereid van verder naar de halte te komen. Ze lopen gewoon iets langer, gaan met de fiets, of zelfs met een skateboard. De reis is zo makkelijker te plannen - want de bus...die komt toch wel! Bovendien, minder haltes betekent minder vaak stoppen...en zo is de reiziger sneller op zijn eindbestemming. En als het openbaar vervoer vaker gaat, heb je minder zorgen over het halen van je overstap. Daarnaast blijkt dat de haltes van een frequente lijn méér worden gebruikt. Dat maakt het interessanter te investeren in bijvoorbeeld een fietsenstalling. Zo wordt de reis nóg aantrekkelijker. Tenslotte past een frequent netwerk ook bij trends als de elektrische fiets, de deel-taxi en zelfrijdende auto’s - zij nemen het ‘fijnmazige’ vervoer op zich! Zijn er dan helemaal geen nadelen? Jawel. Voor mensen die moeite hebben met lopen, zo’n 6% van de Nederlandse bevolking, zijn die extra meters naar de halte soms wél een probleem. Zij gebruiken daarom nu al vaak alternatieven als vervoer-op-maat of haal- en brengdiensten. Zo’n hoogfrequent netwerk is bovendien méér dan een papieren werkelijkheid: Berlijn heeft het laten zien. Sinds 2004 rijden er 26 zogenaamde “metrobussen”. Deze bussen komen om de tien minuten - of vaker. Slecht gebruikte lijnen zijn minder gaan rijden, of gestopt. Het resultaat? Het doel was 2% méér reizigers tegen 3% minder kosten. Dat is gelukt. Er waren 30% meer reizigers op de metrobuslijnen. En omdat het netwerk als geheel aantrekkelijker was, groeiden ook andere lijnen. Kortom, kiezen voor frequent is dé keuze voor de ov-reiziger van de toekomst!